Rogge groeit in het wild in Midden- en Oost-Turkije. Als cultuurgewas is de plant er in kleine hoeveelheden aangetroffen in enkele neolithische vindplaatsen, maar verder wordt het vrijwel niet gevonden tot aan de Midden-Europese bronstijd, rond 1800-1500 v.Chr. Mogelijk werd rogge naar het Westen gebracht als minder belangrijke variant van tarwe, en werd het gewas pas later apart geteeld. Rogge is aangetroffen in Romeins cultuurgebied langs de Rijn en op de Britse eilanden. Rogge wordt vooral geteeld om er roggebrood van te maken. Ook ontbijtkoek wordt van rogge gemaakt. In Ierland en de Verenigde Staten wordt rogge gebruikt voor de productie van whisky. Rogge wordt voornamelijk op de zand- en dalgronden verbouwd. Voor de teelt van winterrogge worden vrij bestoven rassen en hybrides gebruikt. Zomerrogge wordt bijna niet meer geteeld voor de korrel. Wel wordt zomerrogge soms geteeld als stoppelgewas voor groenbemesting. Ook winterrogge wordt wel voor groenbemesting gebruikt. Dit is dan een bladrijk type en wordt ondergeploegd in het voorjaar. Roggemeel werd vroeger gebruikt om roggepap van te maken. Dit werd gebruikt door destilleerders om aansluitingen af te dichten zodat geen stoom kon ontsnappen. Kuipers gebruikten de roggepap samen met gedroogde en geplette lis om de aansluiting van de houten bodems in de inkrozing van de ton of emmer te dichten. Een buitengewoon veelzijdig graan dus! |